Het donkere bos

‘Weten jullie het zeker?’ ‘Tuurlijk! Welterusten mama.’ ‘Jullie mogen altijd terugkomen hoor.’ Mama zwaait nog even en gaat dan het huis binnen. Anne en Thomas zwaaien terug.

‘Wat is hij mooi geworden hè, Thomas?’ ‘Ja, vet!’zegt Thomas en neemt nog een slokje limonade. ‘Wedden dat jij in je eigen bed slaapt?’ ‘Echt niet,’zegt Anne. ‘Wel hoor, jij bent veel te bang in het donker.’ Anne zegt niets terug, ze denkt aan alle keren dat ze ‘s avonds uit haar raam naar het donkere bos keek. ‘Geef me de limonade eens.’ ‘Alleen als je een eng verhaal vertelt.’ ‘Dan pak ik hem zelf wel,’ zegt Anne. ‘Ben je bang?’ ‘Nee hoor, ik heb gewoon geen zin om een verhaal te verzinnen.’

‘Wist je dat er verderop in het bos een man woont? Niek heeft hem een keer gezien. Hij heeft een hele lange baard en hij heeft…’ ‘Hou op!’ roept Anne. ‘Zie je wel je bent bang! Niek zegt…’ Anne probeert niet te luisteren. Ze kijkt naar beneden. ‘…ook een hele grote hond…’ Anne wil het niet horen. ‘Hou op!’ Ze houdt haar handen over haar oren. ‘Hou op!’ ‘Misschien loopt hij wel hier in de buurt.’ De bladeren van de boom ritselen zachtjes. Het is al een beetje donker. ‘Hoor je dat?’ ‘Wat?’ ‘Ik hoor iets kraken.’ ‘Ik hoor niets.’ ‘Het is er echt,’ zegt Thomas. ‘Ja ja,’ zegt Anne, maar ze voelt toch wat kriebels in haar buik. Plotseling ritselt er iets op een tak vlakbij. Verschrikt springt Anne op. ‘Thomas!’ roept ze. Thomas schrikt ook en kijkt uit het raam. ‘Haha, het was maar een vogel. Jij gaat thuis slapen.’ ‘Nietes.’

‘Thomas slaap je al?’ Thomas geeft geen antwoord. Anne kijkt om zich heen. De hut ziet er griezelig uit in het donker. Overal kraakt en ritselt het. Anne denkt aan de enge man waar Thomas het over had. Een windvlaag, de hut kraakt. Anne krimpt in elkaar. ‘Hé Thomas,’ fluistert ze. Thomas zegt niets. ‘Thomas,’ Anne klinkt paniekerig. Ze schudt haar broer door elkaar. ‘Hé slaapkop! Je zou toch wakker blijven?’ Verward draait Thomas zich om. ‘Huh?’ ‘Hé Thomas…bestaat die man echt?’ ‘Ze zeggen van wel. Daan zegt dat hij ’s nachts door het bos dwaalt.’ ‘Stil eens, ik hoor iets,’ zegt Anne. Ze houden hun adem in en luisteren aandachtig. Ergens ritselt iets en het komt steeds dichterbij. ‘Er komt iemand aan,’ fluistert Thomas angstig. Thomas en Anne kruipen dicht tegen elkaar aan. ‘Ga eens kijken,’ fluistert Anne. ‘Jij zit er dichterbij,’ zegt Thomas. ‘Durf je niet?’ Thomas kruipt naar het raam.

Pages: 1 2